Veroverd door Mozart
Op de bank in joggingpak.
Twee kussens in mijn rug.
Buiten grijs en nat.
Op de radio een strijkkwartet.
Mijn gemoed dat zoekt. Naar de juiste toon, die gevoelige snaar, het uitgelezen moment. Er zwelt iets aan, er valt iets stil – ik luister, niet bewust – en voel hoe het tempo versnelt. Mijn potlood danst mee over het witte blad dat zich woord voor woord vult met onzin, in lange volzinnen geuit. Buitenzinnig buitelen de klanken uit de houten kast, zoeken de letters houvast en laat ik mijn gedachten los.
Ik zweef mee op het ritme tot ik niet meer denk en alleen maar hoor. Luister, schrijf ik nu. Stilzwijgend stopt mijn hand. Ik dans mee met castagnetten en wals mijn verveling over slijtvast parket. In een satijnen jurk ruis ik door een verlaten vertrek tot ik aan mijn pols wordt geleid door een wirwar aan klank en geluid.
Bij een cantate van Mozart – Wolfgang Amadeus, het wonderkind – vallen mijn ogen dicht en zak ik onderuit. “Toe maar”, fluistert een aanhoudende viool zacht, “het mag”. Mijn lichaam ontspant. Mijn hart ontvangt in dankbaarheid de rust die de overgave brengt.
